Kaarsen in de Kerk

I – Achtergronden

1 . Licht in de bijbel en de vroege kerk

Door alle eeuwen heen hebben mensen licht en donker ervaren als de ultieme tegenstelling. Licht en donker, dag en nacht staan symbool voor leven en dood, voor het goddelijke en het kwade.

Voor de schrijvers van de bijbelverhalen is dat niet anders. Maar zij zeggen er wel iets bij: het is God die de scheiding heeft aangebracht. Zijn eerste Woord is: “‘Er zij licht!’, en er was licht. En God zag dat het licht goed was. En God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de eerste dag” (Genesis 1:3-5).

Christenen zien in Jezus Christus de vervulling van de schepping. Ze belijden hem “als het waarachtige licht dat in de wereld gekomen is” (Johannes 1:9). Ze komen samen op de ochtend van de eerste dag van de week. Dat is immers het meest bijzondere uur, omdat toen Christus is opgestaan uit de doden. In de vroege kerk is de nacht van sabbat op zondag een nacht van wake. Terwijl de wereld slaapt blijven de gelovigen waakzaam en nuchter, omdat ze leven in de verwachting van de spoedige komst van de Heer. Als alles duister is, bidden zij om het licht dat nooit meer dooft. Tijdens het wachten gedenken ze de komende in gebeden, gezangen en lezingen uit de Schriften. Als aan het eind van de dienst buiten de zon opgaat, vieren ze de maaltijd des Heren.

2 . Kandelaars in de bijbel en de vroege kerk

Kaarsen zijn lichtdragers. Op de centrale plek van de oude liturgie van Israël (eerst de tent en later de tempel) stonden gouden kandelaars. De nieuwere joodse huisliturgie op de vooravond van de sabbat begint met het aansteken van twee kaarsen door de vrouw des huizes.

Het boek Handelingen (Handelingen 20:8) vermeldt dat er bij een samenkomst van de gemeente veel lichten waren. Het is onzeker wat voor eredienst hier wordt beschreven. Waarschijnlijk gaat het om de bovenvermelde nachtwake. Uit later tijd weten we met zekerheid dat aan het begin van deze dienst kaarsen werden ontstoken. Dit deed men niet alleen uit praktische overwegingen, maar ook om Hem te verbeelden, die men verwachtte.

Datzelfde licht staat centraal in de grote liturgische gebeden van de gemeente in de ochtend (de lauden) en de avond (het lucenarium of de vespers). In de Ambrosiaanse en Byzantijnse tradities begint men elke avonddienst met het ontsteken van de kaarsen onder het zingen van de hymne‘Vriendelijk licht’ . De Franse communiteit van Taizé viert iedere zaterdagavond de lichtceremonie; andere monastieke gemeenschappen zijn Taizé hierin gevolgd. In de andere tradities herkennen we de oude nachtwake vooral terug in de paaswake.


II – Kaarsen in de kerk

1. De paaskaars

De paaswake is de jaarlijkse verbeelding van de kern van het christelijk geloof: Pasen – het lijden, het sterven en het verrijzen van de Heer, de grondslag van het leven. De dienst bestaat uit de lichtceremonie, de dienst van de lezingen uit het oude testament, de wijding van het water en de bediening van de doop, de litanie, en de viering van de maaltijd des Heren.

De lichtdienst begint rond een open vuur waarbij gebeden wordt: “God, Gij hebt, toen Gij de wereld hebt geschapen, het licht uit de duisternis geroepen. Heden laat Gij ons, die in duisternis en schaduw van dood zijn gezeten, in uw Zoon Jezus Christus uw licht aanschouwen, dat voor ons opgaat in zijn overwinning op de dood. Zegen dit vuur en sta ons bij om met een waakzaam hart en open ogen het verrijzen van uw Zoon te vieren” .

Hierna wordt de paaskaars aan dit vuur ontstoken en de donkere kerk binnengedragen. De gemeenteleden geven met kleine kaarsen het licht aan elkaar door. Zo verbeelden zij dat zij delen in het levende licht van Christus. Gedurende paastijd, dus tot en met Pinksteren, staat de kaars op een prominente plaats naast de altaartafel. Na Pinksteren wordt de paaskaars alleen in diensten van doop en rouw ontstoken.