Een heilige van zilver
Op 15 mei (2000) verwierf het Frans Halsmuseum op een veiling bij Sothebys te Amsterdam een zilveren beeld van de Heilige Gommarus. Dankzij de genereuze steun van d e Vereniging Rembrandt, de Mondriaan Stichting, het Prins Bernhardfonds (Cultuurfonds Noord Holland), de Vrienden van het Frans Halsmuseum, de Ruigrok Stichting en het Fonds de Haas, was het museum in staat dit beeld dat Pieter Cornelisz Ebbekin in 1656 in Haarlem vervaardigde, te verwerven voor f 540.000,00. Het is een zeer bijzonder l7de-eeuws beeld, mede vanwege het materiaal en de afmetingen (71 cm. hoog)
Een paar spannende weken gingen aan deze aankoop vooraf. Vanaf het moment waarop de zilverspecialist van Sotheby’s Jacob Roosjen het museum benaderde, werd de fondswerving ter hand genomen. De zeldzaamheid en de kwaliteit van dit werk van Pieter Ebbekin, één van de belangrijkste Haarlemse zilversmeden rond het midden van de zeventiende eeuw stonden buiten kijf. Het museum had al een serie van zes monumentale altaarkandelaars in bezit en nog een plooischotel. In andere musea was eveneens enig werk van Ebbekin aanwezig, maar geen enkel museum in Nederland was in het bezit van een dergelijk groot zilveren heiligenbeeld. Het beeld werd hierdoor een aankoop van nationaal belang geacht. Bovendien hoorde het beeld typisch thuis in de collectie van het Frans Halsmuseum, waar het in de context van het werk van andere leden van Ebbekins familie gepresenteerd kon worden. Ebbekin was van moederszijde verwant aan de schildersfamilie De Grebber en aan de zilversmeden Dominicus van Lijnhoven en Pieter Bagijn. Het museum bezat reeds historiestukken van Frans en Pieter de Grebber, een monstrans van Dominicus van Lijnhoven, een schotel met Voetwassing van Pieter Bagijn en een beeldhouwwerk van diens broer Dominicus Bagijn.
Enkhuizen
Wat zou een uniek beeld als dit wel niet op gaan brengen: De expert van Sotheby’s noemde een geschatte opbrengst van fl. 300.000,00 – fl. 500.000,00 in de veilingcatalogus. Zou het niet voor een veel hoger bedrag geveild worden? Tot hoever zou het museum moeten en kunnen gaan om dit stuk aan te kopen. Er werd een hoog bedrag gereserveerd, dat door een garantie van verschillende subsidiegevers werd gedekt. Alles hing af van concurrentie van mogelijke andere bieders. Het was al bekend dat andere musea niet zouden bieden, de steun van de Vereniging Rembrandt en de Mondriaan Stichting aan het Frans Halsmuseum sloot dat uit. Er ging een gerucht dat een belangrijk verzamelaar in het buitenland belangstelling had. Onbekend was ook wat de kunsthandel zou gaan doen. Eind april werd bekend dat de pastoor van de Oud-Katholieke kerk te Enkhuizen bezig was met het inzamelen van gelden om het beeld van Gommarus weer terug te krijgen naar zijn kerk. In 1907 was de kerk genoodzaakt geweest het beeld te verkopen, samen met enkele andere kerkschatten, omdat er geen geld was om het ingestorte dak van de kerk te repareren. Gommarus is de schutspatroon van de Oud-Katholieke kerk te Enkhuizen, een verering die daar al vanaf de twaalfde eeuw had bestaan. De huidige pastoor wilde de aloude verering van de heilige Gommarus weer wat optuigen met het beeld. De landelijke Oud-Katholieke kerk stelde geld ter beschikking en andere fondsen werden benaderd. Uiteindelijk werd de pastoor nog een groot bedrag ter beschikking gesteld door Lier, waarin de kerk de beenderen van Gommarus als reliek worden bewaard. Jaarlijks vindt in deze plaats bij Antwerpen nog een processie plaats waarbij zijn overblijfselen worden rondgedragen.
Opdracht
Behalve het beeld van de Heilige Gommarus maakte Ebbekin, tegelijkertijd, een madonnabeeld van zilver voor de kerk te Enkhuizen. Beide beelden werden in één opdracht besteld om het altaar van de kerk op te luisteren – hetzij in naam van de parochianen, hetzij door een kerkelijk hoogwaardigheidsbekleder met een verbondenheid met de Gommaruskerk. Het is bekend dat een tante van Pieter Ebbekin, Maria de Grebber, in 1656 nog in Enkhuizen woonde. Zij was de weduwe van Wouter Coenraetsz de Wolff (Utrecht 1590 – Enkhuizen 1636), die in 1629 in Enkhuizen compagnon werd in een pottenbakkerij. Diens broer Godtschalk, alias Augustijn de Wolff (Utrecht 1585 – Enkhuizen 1635) was pastoor in de rooms-katholieke schuilkerk te Enkhuizen van 1633 tot zijn dood in 1635, nadat hij eerder van 1614 tot 1631 assistent geweest van pastoor Nicolaes Moens. Deze Augustijn de Wolff bestelde bij zijn zwager Pieter de Grebber een altaarstuk met een voorstelling van de kruisafname, dat nu in Amsterdam in het Rijksmuseum wordt bewaard. Misschien hebben deze familiebanden later opnieuw geresulteerd in het verlenen van deze opdracht aan Pieter Ebbekin. Het is echter ook heel goed mogelijk dat de opdracht uit een andere hoek kwam. Pieter Ebbekin was op dat moment de belangrijkste Haarlemse zilversmid, die veel zilver vervaardigde voor gebruik in de rooms-katholieke eredienst in kerken in Noord Holland. Dit zou ook doorslaggevend kunnen zijn geweest bij de toekenning van deze opdracht.
Een ander belangrijk gegeven is dat in Haarlem in het geheim priesters werden opgeleid voor de verboden rooms-katholieke kerk en dat vanuit Haarlem de zielszorg voor het noordelijke gedeelte van Holland werd georganiseerd. Verder archiefonderzoek kan over de mogelijke opdrachtgever van de beelden misschien nog nadere opheldering verschaffen.
Veiling
Het bovengenoemde beeld van de madonna werd eveneens in 1907 verkocht, tegelijk met de Gommarus, en is sindsdien niet meer gesignaleerd. Het beeld van Gommarus dook plotseling op in 1991 op een veiling in een klein, onbekend veilinghuis in München. Daar werd het aangeboden als een negentiende-eeuws beeld van een Poolse koning! De merken kon de veilinghouder blijkbaar niet identificeren. Voor een bedrag van 13.000 DM kreeg het beeld een nieuwe Duitse eigenaar, die alle mogelijke moeite deed om de merken te identificeren en ter verificatie in 1992 naar het Frans Halsmuseum kwam.
In het museum kon zijn vermoeden bevestigd worden dat het een Haarlems stuk betrof. De jaarletter M van 1656 en de stadskeur van Haarlem, het merk van Holland en het meesterteken van Pieter Ebbekin waren onmiskenbaar, evenals de identificatie van het beeld aan de hand van de in het museum aanwezige documentatie uit de veilingcatalogus van 1907. Helaas wilde de eigenaar het beeld niet verkopen en keerde hij weer terug naar München. Hij wilde verder anoniem blijven en wilde geen adres achterlaten. Het beeld verdween zo weer uit het zicht, totdat Jacob Roosjen het Frans Halsmuseum opbelde dat hij het in München had opgehaald om het te veilen bij Sotheby’s in Amsterdam. Dit zou de kans zijn voor het museum om het te verwerven.
Uiteindelijk werd het beeld in een buitengewoon spannende zitting door het museum verworven op de avond 15 mei. De pastoor van de Oud-Katholieke kerk bleek toch niet over voldoende fondsen te beschikken. Wel was er nog enige concurrentie vanuit de kunsthandel, die nog tegen het museum opbood. Uiteindelijk vielen ook zij af en werd het beeld toegeslagen aan het museum. De woensdag daarop werd het beeld feestelijk gepresenteerd aan de pers en aan degenen die de fondsen hadden verstrekt. Het beeld heeft een plaats gekregen temidden van de zes altaar kandelaars van Pieter Ebbekin in een vitrine van de zogenaamde kapel van het museum. Met de pastoor van de Oud-Katholieke kerk zal een gentlemansagreement worden gesloten dat hij onder bepaalde voorwaarden op hoogtijdagen het beeld tijdelijk in bruikleen kan krijgen voor zijn kerk.
Pieter Biesboer (conservator Frans Hals Museum)
Over de heilige Gommarus
De Heilige Gommarus leefde in het gebied rond Antwerpen in de, achtste eeuw en was een vroom edelman die allerlei wonderen verrichtte. Op wonderbaarlijke wijze sloeg hij een bron voor dorstige maaiers en hij bracht een omgehakte boom tot leven door zijn gordel om de boom te leggen. Dit laatste wonder staat afgebeeld op de drie reliëfs op het voetstuk van het beeld. De figuur van Gommarus draagt een hoed en een met bont gevoerde lange mantel. In zijn hand houdt hij een staf. De afgehakte boomstronk achter hem is zijn heiligenattribuut.
Constructie van het beeld
Het beeld bestaat uit verschillende onderdelen die op ingenieuze wijze samen één geheel vormen. De werkwijze van de zilversmid kan hierdoor worden gereconstrueerd. Het achthoekige voetstuk bestaat uit verschillende segmenten die aan elkaar zijn gesoldeerd. De reliefplaatjes zijn met nagels in de vier hoeken vast geklonken op een houten kern. Het beeld zelf bestaat eveneens uit verschillende onderdelen, die rond een lange schroef in het midden met elkaar verbonden zijn. Het hoofd en de geschulpte pelerine van de mantel vormen het bovenste deel. De mantel is een los onderdeel en de armen kunnen losgemaakt worden van het lichaam. Het middenstuk van de schouders tot de knieën is het volgende onderdeel. In de onderplaat van de rok is de schroef bevestigd die de bovenstaande onderdelen bijeenhoudt. De onderbenen en de boomstronk zijn op het voetstuk geschroefd. Het beeld is dus niet zoals bij bronzen beelden gegoten met hulp van een model. Het is opgebouwd uit verschillende onderdelen rond de schroef, zoals ook pronkbekers werden gemaakt in die tijd. Ebbekin heeft de verschillende onderdelen in zilver gedreven en toen gemonteerd, een uiterst tijdrovend karwei. Voorbeelden om aan te werken had hij niet. Hij heeft er een waar meesterstuk van gemaakt.
Onderdelen voet van het beeld: het wonder van de boom
Boom is omgehakt
Boom is geheeld met gordel van Gummarus
Bron: “KIJKEN” kwartaalblad Frans Hals museum, Juli-Aug-Sep 2000.