Info St. Gummarus en Enkhuizen

Sint-Gummarusparochie in Enkhuizen

1. Situering en beknopte geschiedenis

Aan de rand van het IJsselmeer verrijst het Noord-Hollandse stadje Enkhuizen. Deze stad heeft net als Lier een oud verleden. Dat begint omstreeks de tiende eeuw, toen boeren de ruime streek rond Enkhuizen kwamen bevolken. Door hun landbouwactiviteiten deden zij het bestaande veen verdwijnen. Daardoor ging de bodem verzakken, waardoor de Zuiderzee, later her IJsselmeer, ontstond. Stilaan groeiden de eerste dorpen, waaronder Enhuizen en Gommerkerspel. Enkhuizen was een vissersdorpje en vlak daarnaast lag Gommerkerspel dat bevolkt werd door boeren. Gommerkerspel moet op de plaats van de huidige Westerkerk in Enkhuizen, de oude Sint Gummaruskerk, gesitueerd worden. Omstreeks 1204 moet daar al een kapel hebben gestaan die toegewijd was aan Sint-Gumrnarus en die beschikte over een eigen pastoor.

Op 9 april 1356 kreeg Enkhuizen stadsrechten uit de handen van graaf Willem V van Enkhuizen. Tegelijkertijd werden de dorpen Enkhuizen en Gommerkerspel samengevoegd. Maar de opdeling tussen de vissers en de boeren zou echter nog eeuwenlang zijn sporen nalaten in de geschiedenis van de stad. Zo ging het ook met de kerkenbouw in de loop van de vijftiende eeuw. De vissers bouwden een kerk toegewijd aan Sint-Pancratius, de huidige Zuiderkerk. De boeren bouwden een kerk toegewijd aan Sint-Gummarus, de huidige Westerkerk, op de plaats waar al een kapelletje stond, toegewijd aan Sint-Gummarus. Met de bouw van de Sint-Gumrnaruskerk moet gestart zijn rond 1427. Ze zou omstreeks 1470 worden voltooid. Oorspronkelijk was er een westertoren gepland, maar die is nooit gebouwd. Daarom werd in 1519 een houten klokkenhuis gebouwd van afgekeurde scheepsmasten. Verder ontwikkelde Enkhuizen zich tussen de veertiende en de zestiende eeuw als een belangrijke haven waar vooral de haringvisserij en de handel via het water hoogtij vierden. Er werden havens aangelegd en de stad werd ommuurd.

Net zoals in de rest van de Noordelijke Nederlanden drong de Reformatie ook door in Enkhuizen, met 1572 als sleuteljaar. Op 21 mei van dat jaar stonden de troepen van de Staten-Generaal voor de poorten van de stad en werd het Spaanse bewind de rug toegekeerd. De Staatse troepen werden door de inwoners van Enkhuizen met open armen ontvangen na de jarenlange overheersing van de Spanjaarden. Vrij snel keerde de haat tegen de Spaanse overheersing zich ook tegen de katholieke kerk, die als medestander van het regime werd beschouwd. Daags na de intrede van de Staatse troepen in Enkhuizen werd in de Sint-Pancratiuskerk een calvinistische bijeenkomst en preek gehouden. Vrij snel besloot de stedelijke overheid van Enkhuizen dat de Sint-Gummaruskerk en de Sint-Pancratiuskerk niet langer mochten gebruikt worden door de katholieken en wees ze de kerkgebouwen toe aan de nieuwe gereformeerde gemeenten in Enkhuizen. Kort nadien kwam er ook het besluit dat de katholieke eredienst niet meer mocht uitgeoefend worden in Enkhuizen. De katholieken moesten hun geloof in het geheim belijden. Zij behielpen zich met noodkerken. Zo werd in 1614 een huiskerk toegewijd aan Sint-Jan, in 1633 een pakhuis aan de Breedstraat verworven en gewijd als Sint-Gummaruskerk en in 1640 een huiskerk aan het Venedie in gebruik genomen die was toegewijd aan Sint-Pancratius. Deze kerken en de katholieke eredienst werden oogluikend toegelaten door het stadsbestuur, zolang de erediensten achter gesloten deuren plaats hadden en de buitenzijde van de kerk niet als kerkgebouw te herkennen was.

Aan het einde van de zeventiende eeuw werd de verdrukte katholieke kerk in Nederland ook nog geplaagd door interne twisten. De apostolische vicaris Petrus Cnodde, de hoogste kerkelijke machthebber van de katholieke kerk in Nederland die ook nog eens onder rechtstreeks gezag van de paus stond, werd in 1699 naar Rome geroepen op beschuldiging een aanhanger te zijn van het jansenisme. Hij weigerde in Rome om openlijk afstand te doen van de stellingen van het jansenisme en werd in 1702 door Rome afgezet als apostolisch vicaris. Vrij snel verzette de Nederlandse clerus zich tegen de afzetting van Petrus Cnodde. Ze reageerde met de wijding en aanstelling van een eigenhandig gekozen aartsbisschop. Daardoor ontstond een afscheuring van de katholieke kerk die de rooms-katholieke kerk van de Oud-Bisschoppelijke Clerezie werd genoemd. Die benaming is uiteindelijk geëvolueerd tot de Oud-Katholieke kerk van Nederland. Het was een grote groep van bisschoppen, priesters en gelovigen die de kant koos van het verzet tegen de te strikte inmenging van Rome in de Nederlandse kerk. Ook de pastoors van de katholieke kerken in Enkhuizen en een groot deel van de gelovigen kozen voor de Oud-Katholieke kerk, een toestand die in 1723 geconsolideerd werd. Door die gebeurtenissen moest de Oud-Katholieke kerk aan het Westeinde in 1731 gesloten worden. Veel gelovigen daar kozen immers toch nog voor de rooms-katholieke kerk. Dat was een trend die zich ook doorzette in de twee andere Oud-Katholieke parochies in Enkhuizen. Door de terugval van het aantal gelovigen en een gebrek aan priesters werd daarom na het overlijden van de dienstdoende pastoor in 1781 de kerk aan het Venedie gesloten. De parochie van Sint-Pancratius werd samengevoegd met die van Sint-Gummarus. Sindsdien kent de Oud-Katholieke kerk van Enkhuizen dus twee patroonheiligen.

Rond het midden van de negentiende eeuw begon er heel wat sleet te komen op het kerkgebouw en de pastorij aan de Breedstraat. Nadat ook de stedelijke overheid die toestand onder de aandacht bracht, werd beslist om een nieuwe kerk te bouwen. De oude kerk van de heiligen Gummarus en Pancratius werd begin 1869 afgebroken en op 10 mei 1870 kon het nieuwe kerkgebouw al ingewijd worden. Maar vrij snel kwam er slecht nieuws rond het nieuwe kerkgebouw. In 1889 liet de stadsarchitect weten dat de heipalen waarop de kerk gebouwd was te kort waren en de houten fundamenten van de kerk gedeeltelijk verrot waren. Het eindadvies was vernietigend: de beste optie was om de kerk af te breken. Gezien de financiële mogelijkheden van de parochie was dat niet onmiddellijk haalbaar en men besliste de toestand maar wat aan te zien. Amper vijftien jaar later, in 1905, werd de slechte staat van de kerk erg duidelijk toen een deel van het gewelf instortte. De parochie besloot dat er niets anders opzat dan inderdaad de kerk te slopen en een nieuwe kerk te bouwen. Om de bouw te bekostigen moesten een aantal kerkschatten geveild worden. Maar op 29 november 1908 kon de nieuwe Sint-Gummarus- en Sint-Pancratiuskerk ingewijd worden door de Oud-Katholieke bisschop van Haarlem, monseigneur van Thiel. Het interieur van de kerk kreeg een restauratiebeurt in 1984, waarbij de communiebank uit 1700 en de achttiende-eeuwse heiligenbeelden onder handen werden genomen.

2. Gummarus verering in Enkhuizen

Enkhuizen kent ongetwijfeld de oudste verering van Sint-Gummarus in Nederland. De geschreven bronnen gaan tot diep in de dertiende eeuw terug wanneer zij spreken over het bestaan van een kapelletje in Enkhuizen dat was gewijd aan Sint-Gummarus en werd bediend door een eigen pastoor. Ongetwijfeld is de ontstaansgeschiedenis van dat kapelletje nog wat ouder. Hoe de verering van Sint-Gummarus in die oude tijden tot in Enkhuizen is geraakt, is niet overgeleverd. De sleutel ligt waarschijnlijk in de geschiedenis van de Friezen en Friesland. In de vroege middeleeuwen besloeg Friesland immers het hele gebied dat in het zuiden begrensd werd door een lijn die quasi gelijkmatig met de huidige Belgisch-Nederlandse grens liep tussen het Zwin en de Wezer in Duitsland. De oostgrens van Friesland werd gevormd door de Wezer. In 754, het jaar waarin de Friezen de kerstenende bisschop Bonifatius vermoordden in Dokkum, werd Gummarus heilig verklaard. Die heiligverklaring werd ongetwijfeld als signaal gebruikt en als teken gesteld voor de Friezen: het christendom was niet meer te stuiten; er werd immers een heiligenverering ingesteld aan de zuidgrens van hun rijk. Waarschijnlijk is bij de kerstening van de Friezen het verhaal rond de heilige Gummarus meegenomen door een groep kerstenende monniken en zo tot in Enkhuizen doorgedrongen. Sinds dat moment is men in Enkhuizen trouw gebleven aan de verering van Sint-Gummarus.

Die verering moet blijkbaar sterk geweest zijn, want om een niet meer gekende reden verkregen de inwoners van Enkhuizen het voorrecht om in de Lierse Sint-Gummarusprocessie de relieken van Gummarus te mogen ronddragen. De oudste bronnen die over dat feit getuigen, gaan terug tot 1477, een jaar waarin heel wat wonderbaarlijke genezingen gebeurden die aan Sint-Gummarus werden toegeschreven. Er wordt in die bronnen gemeld dat talrijke Enkhuizenaren naar Lier waren afgezakt om tijdens de processie mee de relieken van Gummarus door de stad te dragen. Zoals er geen sporen zijn van het ontstaan en de reden van dit voorrecht, is er evenmin concrete informatie te vinden over de teloorgang ervan. Het feit dat sinds 1572 de katholieken in Enkhuizen hun religie in het verborgene moesten uitoefenen zal daar zeker zijn invloed op hebben gehad. Daarnaast speelt het ontstaan van de Oud-Katholieke kerk van Nederland en de overstap van de rooms-katholieke parochies van Enkhuizen naar die kerk in 1723 een onuitwisbare rol. De rooms-katholieke kerk zag de Oud-Katholieke kerk immers als een afscheuring, wat het voorrecht van de Enkhuizenaren om de relieken van Sint-Gummarus mee te helpen dragen tijdens de Sint-Gummarusprocessie op de helling zette.

3. Zilveren Gummarusbeeld

Een prachtig zilveren Gummarusbeeld van de hand van zilversmid Pieter Corneliszoon Ebbekin uit Haarlem, dat tussen 1656 en 1908 de Sint-Gummaruskerk in Enkhuizen sierde, is een andere getuige van de eeuwenoude Gummarusverering in Enkhuizen. Dat beeld werd in 1656 gesmeed op vraag van de pastoor van de Sinr-Gummarusparochie in Enkhuizen. Het stelt Sint-Gummarus voor met het wonder van de boom, waarvan details zijn opgenomen op het voetstuk. Het beeld is samengesteld uit verschillende stukken gedreven zilver en is 71 cm hoog. Toen in 1908 een nieuwe kerk moest gebouwd worden, werd het verkocht om de nodige fondsen in te zamelen. In 2000 bood veilinghuis Sotheby’s Amsterdam het kunstwerk aan ter veiling. Ondanks een samenwerking russen de Sint-Gummarusparochies van Enkhuizen en Lier kon men financieel niet op tegen het bod van het Frans Halsmuseum in Haarlem. Dat museum heeft het beeld van de heilige Gummarus sindsdien in zijn bezit. Wel werd overeengekomen met het museum dat de Sint-Gummaruskerk in Enkhuizen het beeld voor grote feestelijkheden tijdelijk in bruikleen krijgt.

Van recentere datum is het wandtapijt van Sint-Gummarus dat de kerk in Enkhuizen siert. Daarnaast bezit de kerk ook twee leien van de vroegere Sint-Gummaruskerk, nu Westerkerk, met daarop een afbeelding van Sint-Gummarus en een afbeelding van het wonder van de boom die de kerk in Enkhuizen sieren. De leien werden beschilderd door Klaas Jan Homan in het jaar 2000. In de Sint-Gummarusparochie in Enkhuizen wordt ook een oud Gummaruslied bewaard dat werd geschreven door Cornelius Kuiper van der Stam (1771-1837). Dat was een parochiaan van de Gummarusparochie in Enkhuizen die erg bedreven was in de dichtkunst. Het lied wordt in Enkhuizen nog altijd in ere gehouden en bij de viering van Sint-Gummarus nog steeds gezongen.

Bron: Internet